Het Surveillance Netwerk Infectieziekten Verpleeghuizen (SNIV) heeft als doel om inzicht te krijgen in het voorkomen van infectieziekten in verpleeghuizen. Door middel van deze surveillance krijgen verpleeghuizen informatie over het aantal infecties, wat hen helpt om verbeterpunten op het gebied van hygiëne en infectiepreventie te identificeren. Bij de surveillance zijn onder andere de afdeling infectiepreventie (deskundigen infectiepreventie en artsen microbioloog), medisch specialisten en IT-afdeling betrokken. Meer informatie
Daarnaast is er voor verpleeghuizen een e-learning ontwikkeld over SNIV. In deze e-learning krijg je een beschrijving van de infectiesurveillance in SNIV, wordt een aantal casussen voorgelegd waarbij je moet bepalen of er sprake is van een infectie en krijg je informatie over de databewerking in de webapplicatie OSIRIS waarmee de data naar het RIVM worden gestuurd. Link naar de e-learning: Course: SNIV e-learning | Home (elonisas.dev)
Start de e-learning in de volgende stappen:
- Klik op “create new account”, accepteer de copyright en de disclaimer en klik op next
- Vul de gevraagde gegevens in en klik op “create my new account”
- Er wordt een e-mail verzonden met het verzoek om via de link de aanmelding te bevestigen (controleer eventueel uw spam-box)
- Ga in de leeromgeving via de tegel Antimicrobial resistance door naar de cursus en open de cursus
- Klik op ‘Enroll me in this course’
- Vul bij de aanmeldingssleutel (enrollmentkey) ‘SNIV@e-learning1’ in
Sector: Verpleeghuizen
Invulfrequentie: Wekelijks tot 2 keer per jaar. Afhankelijk van module
Meer weten wat SNIV voor jouw organisatie kan betekenen? Lees hieronder het ervaringsverhaal van specialist ouderengeneeskunde Alfred Teeuw, werkzaam bij Salem (Ridderkerk) en Waardeburgh (Sliedrecht e.o.)
Meedoen met SNIV?
Als zorginstellingen doen we al jaren mee met het SNIV onderzoek. We hebben er voor gekozen om de tweejaarlijkse meting te doen, namelijk in april en november. In die maanden noteren we hoeveel infecties er zijn op één dag. Dus je neemt een peildatum (in die maanden) en je geeft aan hoeveel mensen een antibioticum en/of antimycoticum gebruiken.
Gemakkelijk
In de praktijk gaat dat heel gemakkelijk. Ik schrijf dit nadrukkelijk, want geen enkele verzorgende en geen enkele arts zitten te wachten op extra papierwerk. Natuurlijk moeten er lijsten ingevuld worden, maar je krijgt er ook wat voor terug. Als je er even voor gaat zitten (de behandeld arts met een verzorgende) heb je een afdeling van dertig mensen in een half uurtje doorgewerkt. Veruit de meeste mensen hebben op dat moment geen antibioticumkuur. Er is er hooguit één met een luchtweginfectie (waarvoor amoxi 3dd500mg is voorgeschreven), één met vieze ogen (waarvoor fucithalmic ooggel is gegeven) en één met een smetplek (die miconazol krijgt). Dat is alles. Misschien zit de meeste tijd in het voor- en nawerk. In onze instelling zorgt de medisch secretaresse dat alle afdelingen de invullijsten krijgen, waarna de arts en verzorging die invullen. Vervolgens verwerkt de secretaresse deze gegevens digitaal en worden ze verzonden naar het SNIV. De medisch secretaresse is hier ongeveer 8-12 uur in totaal aan kwijt, verspreid over verschillende momenten.
Resultaten vergelijken
Na verloop van enkele weken ontvang je de overzichtslijsten van het SNIV retour, met tabellen en grafieken van de voorgeschreven antibiotica en antimycotica, het aantal infecties en dergelijke. Op zichzelf zeggen die cijfers niet zo veel, maar doordat de cijfers van andere instellingen ernaast staan, kun je vergelijken. Hoe komt het dat wij meer antimycotica gebruiken dan gemiddeld? Waarom hebben wij meer katheters dan andere instellingen? Is ons gebruik van antibiotica verklaarbaar? En, de meest lastige vraag, doen wij het beter dan anderen? In onze instelling is het regel om de cijfers te bespreken in de Infectie Preventie Commissie (IPC). Daar klinkt soms het verwijt dat het om lage getallen gaat. Dat is waar. Als je op de bewuste peildatum 3 mensen hebt met een urineweginfectie en het landelijke gemiddelde is 3.4, dan zit je procentueel goed. Je staafdiagram is dan duidelijk lager dan de rest. Maar heb je toevallig 5 mensen met zo’n infectie, dan is je staafdiagram ongunstig. Dus 1 of 2 mensen meer (of minder) met een bepaalde infectie kan de cijfers (percentages) sterk beïnvloeden. Op zichzelf geeft dat niet. Maar blijkt bij iedere meting dat jouw organisatie meer infecties, meer wonden of meer katheters heeft, dan is het raadzaam om daar eens kritisch naar te kijken. Heeft het te maken met voorschrijfbeleid? Met een specifieke bewonersgroep? Of misschien zelfs met de kwaliteit van zorg? Dat zijn allemaal opties die besproken moeten worden.
Bezinning
Al met al draagt het SNIV-onderzoek bij aan de bezinning op het antibioticum en antimycoticum beleid. Het is voor veel zorginstellingen een uitdaging (ook bij ons) om de artsengroep en de verzorging bij deze informatie te betrekken.
Dr. Alfred Teeuw, specialist ouderengeneeskunde
Ik ben werkzaam in Salem (Ridderkerk) en Waardeburgh (Sliedrecht e.o.). Ik ben 64 jaar en geniet van dit werk, zowel het direct medische alsook het meedenken in beleid. In beide zorginstellingen participeer ik in de Infectiepreventiecommissie. Verder heb ik theologie-ethiek gestudeerd, waarna een promotie (2003) volgde over een medisch-ethisch onderwerp (het wel of niet staken van sondevoeding bij verpleeghuisbewoners die ervan afhankelijk zijn).